maandag 28 december 2009

Hemel en hel 1: 'Wishful thinking'


Ik heb het onderwerp een paar keer voorbij laten komen in eerdere berichten: de vraag wat Gods bedoelingen uiteindelijk zijn met de mensen. Komt iedereen terecht in de hemel, of is er zoiets als een hel voor wie God consequent blijft afwijzen? Kan het leerstuk van de hel samengaan met dat van een liefdevolle God? En is het wel rechtvaardig als God beperkte mensen die beperkte verkeerde dingen hebben gedaan, onbeperkt straft? Is straf wel de goede term om te gebruiken?

Zelfs voor mensen die suggereren zelf niet in God te geloven, vormt dit een heikel thema, blijkt als je suggereert dat je zelf wel in God gelooft. "Denk je dan dat ik naar de hel ga?" Ik kan me ook erg levendig voorstellen dat mensen het als een afwijzing ervaren als je "Ja" antwoordt. Dat suggereert namelijk dat je een "slecht" persoon bent en zo willen we natuurlijk niet over onszelf denken. Er zijn altijd slechtere mensen. En die christenen die dan zogenaamd wel naar hun hemel gaan zijn niet beter. Het is dus niet eerlijk dat er iemand verloren gaat.
Beide partijen gaan hier volgens mij de mist in. Als een christen zegt dat een ander naar de hel gaat als hij niet gelooft in Jezus, bedoelt hij niet dat die ander slecht is en hijzelf goed. Het heeft namelijk niks met gedrag te maken. 'Goede' mensen gaan niet naar de hemel. De hel is niet bestemd voor 'slechte' mensen. Deze christenen achten zichzelf net zo schuldig en zondig (als het goed is) als ieder ander. Ze zullen beweren dat iedereen het oordeel verdiend heeft, omdat iedereen heeft gezondigd (in opstand is gekomen tegen God). God is rechtvaardig. Hij is eerlijk. Maar deze christenen zeggen ook voor iedereen de mogelijkheid beschikbaar is om naar de hemel te gaan, namelijk door te geloven in Jezus. Het is dus geen veroordelende uitspraak, maar een oproep om dezelfde reddingsboei vast te pakken als zij.
Aan de andere kant kiezen christenen een wel erg onsympathieke basis voor hun uitspraak, namelijk dat alle mensen het oordeel verdienen, dat God iedereen wel moet straffen, en dat een mens alleen Gods liefde kan ervaren als hij een bepaalde serie leerstellingen aanneemt over Jezus. Als christenen moeten we niet verbaasd zijn als mensen dit opvatten als een behoorlijk misantropische levensvisie. We baseren ons geloof op een negatief uitgangspunt, namelijk dat God boos zou zijn, en onze redding is dan een uitzondering daarop. Maar het uitgangspunt van de bijbel is dat God van mensen houdt, dat hij ons liefheeft, niemand uitgezonderd, en dat Hij er alles aan zal doen om iedereen in zijn liefde te laten delen. God is liefde. Dat moet de basis zijn van ons denken over hemel en hel. En van al onze vormen van communicatie naar niet-gelovigen.

Is het mogelijk om het spreken van de bijbel over redding, over hemel en hel, te verzoenen met de woorden van hetzelfde boek over de universele liefde van God? Ik geloof van wel. Maar zoals we hierboven zagen, is het makkelijk om aan een van beide kanten door te slaan, Gods rechtvaardigheid en heiligheid aan de ene kant of Gods onvoorwaardelijke aanvaarding aan de andere kant. Het traditionele spreken over de hel (wij, christenen, gaan naar de hemel en ieder ander is automatisch onherroepelijk verloren) schiet tekort. Het mist de menselijke maat. Het kan bovendien voortkomen uit een hoogmoedig 'wishful thinking'. Het is namelijk altijd fijn te weten dat je aan de juiste kant van de streep staat. Dat jij iets weet dat anderen niet weten, en dat die mensen aan wie jij een hekel hebt, uiteindelijk hun verdiende loon wel zullen krijgen. Onze menselijke vergeldingsdrang zou onze blik wel eens kunnen vertroebelen. We zullen moeten aanvaarden dat God van de ander (hoezeer wijzelf die van nature ook verachten) zoveel houdt dat Hij de prijs voor die persoon betaald heeft. En dat geeft ons de verantwoordelijkheid net zo veel van die persoon te houden, ook al mogen we hem of haar helemaal niet.
Maar we slaan net zo goed door aan de andere kant, als we er automatisch van uitgaan dat ieder mens (uiteindelijk) in de hemel terechtkomt, dat iedereen, hoe slecht ook, uiteindelijk in de aanwezigheid van God zal zijn, en van al zijn zegeningen zal kunnen genieten. Het klinkt heel mooi en nobel, wat is er beter dan het beste wensen voor alle mensen? Maar ook hier kan de wens de vader zijn van de gedachte. De scherpte van de oproep van God wordt er namelijk afgehaald. Je hoeft niet meer mensen te waarschuwen die met hun daden en woorden zichzelf en anderen pijn doen. Je hoeft geen moeilijke vragen te stellen over gerechtigheid en schuld. De last van de verantwoordelijkheid valt van je schouders. Wat je ook doet, het komt altijd goed! Het is heel begrijpelijk dat mensen geloven dat ieder mens in de hemel komt. Het is een heel menselijk verlangen. Maar wat begrijpelijk is en 'goed voelt' is niet altijd de waarheid. Er is wel degelijk een objectieve waarheid en het is wel degelijk van belang hoe je daarop reageert. Het heeft zeker wel consequenties of je op God wilt vertrouwen, of dat je jezelf als god wilt blijven zien. Ieder mens heeft de verantwoordelijkheid te kiezen voor of tegen de Vader, voor of tegen de hemel.

Wat wij wenselijk vinden, wat overeenkomt met onze gevoeligheden, met ons beeld van de wereld, is dus niet een goede maatstaf om de waarheid te bepalen. Ik las ooit dat mensen onder onderdrukkende regimes of in landen waar oorlog en uitbuiting is, niet geneigd zijn in de alverzoening te geloven. Zij putten juist hoop uit het feit dat degenen die hen onrecht hebben gedaan, de menselijke monsters die hen hebben vermoord en verkracht, hun verdiende loon niet zullen ontlopen. (Aan de andere kant is het in deze omstandigheden moeilijk om je te houden aan het gebod van Jezus 'Heb je vijanden lief'. Dat is weer veel makkelijker als je enige vijand degene is die voordringt in de rij bij de kassa, of een werkgever met een wat andere blik op jouw functie.)
In beide situaties (daar en hier) hebben mensen dus een natuurlijk beeld van wat wenselijk is. En dat is (heel toevallig) vaak iets dat henzelf wel mooi uitkomt. Ik denk niet dat ik me ervan bewust ben hoe vaak ik de situatie naar me toe praat. Ikzelf sta altijd in mijn recht, het is altijd de ander die het verkeerd heeft gedaan of die moet veranderen. Toegeven dat je zelf ongelijk hebt, of het verkeerd hebt gedaan, of moet veranderen, is ongelofelijk moeilijk. Iemand vergeven is niet makkelijk, maar iemand om vergeving vragen ... Dat komt niet vanzelf. Ons op onszelf gericht perspectief kleurt voor ons altijd de waarheid. (Daar is zelfs wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Mensen blijken namelijk altijd te geloven dat God het met hen eens is. Als ze van mening veranderen, verandert ook God van mening. Ons geloof is behoorlijk egocentrisch.)
Volgens de bijbel is dit ook te verwachten. In de eerste hoofdstukken wordt beschreven hoe de eerste mensen tegen God kozen door te eten van de boom 'van kennis van goed en kwaad'. Mensen wilden zelf kunnen uitmaken wat goed en kwaad was, wat ze wel en niet mochten doen. En dat kleurt sindsdien altijd ons perspectief. Het is sindsdien niet meer mogelijk voor de volle honderd procent erop te vertrouwen dat je objectief bent. Je stelt namelijk altijd je eigen belang voorop.
Dus moeten we kritisch kijken naar wat we geloven over hemel en hel. Geloven we dat omdat het ons eigenlijk stiekem wel goed uitkomt? Geloven we het omdat we zo beter over onszelf kunnen denken (of slechter over de ander), of omdat we ons geen zorgen meer hoeven maken over wat wij en de ander doen of nalaten? Of durven we toe te laten dat de waarheid soms iets kan zijn dat snijdt in onze egocentrische, ik-gerichte voorkeuren en vooroordelen?
Dit speelt bij elke vraag naar de waarheid, maar al helemaal als het gaat om onze eeuwige toestand. Want 'wishful thinking' is geen werkelijkheid. En die is van een oneindig groot belang.