donderdag 31 december 2009

Hemel en hel 3: Er is hoop!


Na een kort intermezzo vervolgen we deze serie over Gods uiteindelijke bedoeling met elke individuele mens. Een belangrijk onderwerp, zo niet het meest belangrijke onderwerp dat er is! En het heeft invloed op elk aspect van ons leven. Wat heeft God voor mij in petto, en was is in het licht daarvan mijn verantwoordelijkheid? In mijn eerste artikel betoogde ik dat wat wij 'goed' vinden gekleurd is door onze zelfzuchtige neigingen ('goed' wordt al snel iets dat ons 'goed uitkomt'). Dus hebben we aanwijzingen buiten onszelf nodig om antwoorden te vinden. In mijn tweede bijdrage gaf ik drie voorbeelden waaruit we kunnen afleiden dat God uiteindelijk het goede met ons voorheeft, maar van ons wel vraagt daarvoor te kiezen. Deze suggesties waren echter nog steeds subjectief van aard. In dit stuk wil ik kijken naar twee objectievere bronnen voor ons vertrouwen in de toekomst.

De vierde aanwijzing die ons iets zegt over Gods intenties is de bijbel. Er zijn heel wat redenen om te geloven in de historische betrouwbaarheid van in elk geval de vier evangeliën (zie daarvoor bijvoorbeeld het boek Hete Hangijzers. Ja, het is reclame, maar hee, het is mijn blog, toch?). Als we die accepteren, moeten we de claims van de bijbel serieus gaan nemen, namelijk dat het God zelf was die de schrijvers ervan inspireerde en dat wat er in dit boek staat 'gebruikt kan worden om onderricht t geven, om dwalingen en fouten te weerleggen en om op te voeden tot een deugdzaam leven' (2 Timotheus 3:16). Let op: dat wil niet zeggen dat de bijbel gebruikt kan worden om er wetenschappelijke theorieën op te baseren, al helemaal niet op natuurwetenschappelijk terrein. Het wil wel zeggen dat we het karakter van God en van zijn bedoelingen te weten kunnen komen door kennis te nemen van zijn woorden. Het blijft onze eigen keuze om dat te geloven, maar de bijbel is in elk geval iets dat buiten onszelf staat. En het boek zegt genoeg dingen die ingaan tegen onze egocentrische gewoontes en gedachtes. Lees de bergrede maar eens. Je kunt herkennen dat het goed is wat Jezus daar zegt, maar het is niet makkelijk!
Bijbeluitleggers wijzen er soms op dat de bijbel relatief heel weinig zegt over de hemel (maar meer over de hel, voegen ze er dan soms aan toe, met de beschuldiging dat sommige christenen deze leerstelling niet meer serieus nemen). Dat is misschien wel zo, maar de bijbel zegt wel degelijk heel veel over de uiteindelijke bedoeling van God met de mensheid. En wat voor veel mensen (ook voor christenen, helaas) als een verrassing zal komen: de hemel heeft daar weinig mee te maken!

Ik merk dat veel mensen het idee hebben dat gelovigen na hun dood door de bijna spreekwoordelijke tunnel worden weggevoerd naar een of ander vaag onstoffelijk paradijs, de woonplaats van God. Cartoons geven dit weer met witte wolken, engelenvleugels en harpen. De suggestie wordt gewekt van een puur geestelijk bestaan, bijna onpersoonlijk, dat weinig met ons leven nu, ons menszijn, te maken heeft. We geloven officieel wel in de opstanding van het lichaam, maar in de praktijk verwachten we een stoffeloze toekomst. En ook ik had nog steeds die vage beelden van een bestaan 'daarboven in de hemel', ontdekte ik vorig jaar bij het lezen van het geweldige boek Surprised by Hope, van de Engelse theoloog en bisschop N.T. Wright. Als ik een boek bij jullie mag aanbevelen over dit onderwerp, dan is het deze! Of lees zijn artikel in Christianity Today. Daarin legt Wright uit dat niet de hemel volgens de bijbel onze uiteindelijke bestemming is, maar de nieuwe hemel (als in 'hemelkoepel') en nieuwe aarde die de profeten al beloven.
Bij het lezen van het bijbelboek Handelingen viel het me op dat Paulus als hij terecht staat, beweert dat hij wordt berecht 'omdat ik hoop op de vervulling van de belofte die God aan onze voorouders heeft gedaan' (26:6). De toekomstverwachting van Israel dus. Maar die had niets te maken met het een of andere lichaamloze voortbestaan na de dood. De Joden hadden niet eens het concept van de hemel, hooguit dat van een schimmenrijk, of dodenrijk, van waaruit God niet kon worden geprezen. Nee, de hoop van Gods volk, de belofte van de wet en de profeten, was 'de verwachting dat de doden zullen opstaan!' (Handelingen 23:6). En nog meer: 'De tijd waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld' (Handelingen 3:21). Het is dat van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde 'waar gerechtigheid woont' (2 Petrus 3:13).
De profeten beschrijven een tijd dat God het koningschap over de Aarde weer op zich zal nemen. Dat zal een tijd zijn van herstel. In de eerste plaats van Israel, dat eindelijk rust krijgt, maar via hen ook van alle volken, die in hun bestemming zullen komen. De Aarde zal weer tot bloei komen. De natuur zal vrij zijn van de vergankelijkheid die haar nu nog in haar greep houdt. De leeuw zal grazen naast het lam, het rund zal liggen naast de beer, en een kleine jongen zal ze wijden. Er zal een feest worden aangericht, met vette wijnen en goed vlees. De sluier zal van de ogen van de mensen worden verwijderd. De woestijn zal bloeien als een roos. De verlamde zal dansen, de blinde zal zien, de eunuch zal een naam vestigen die onvergankelijk is. De heerlijkheid van God zal de aarde overdekken, zoals de wateren de zee vervullen. En de glans van dat rijk zal zich uitbreiden tot de verste verten van het heelal. Het is een plek waar de zwaarden en speren zullen worden omgesmeed tot snoeischaren, waar het juk dat onderdrukt zal zijn verbroken en waar niemand een ander meer de wet zal opleggen, omdat de wet van God in ieders hart geschreven zal staan. En op deze nieuwe wereld, die beschreven staat in Jesaja (daar komen de meeste verwijzingen hierboven vandaan) en eigenlijk alle andere profeten, zullen wij leven in herstelde lichamen. We zullen uit de dood opstaan, en we zullen dan werkelijk zijn zoals God ons had bedoeld. We zullen concreet zijn, we zullen kunnen ademen, werken, liefhebben, zegenen. We zullen elkaar kennen en herkennen, zoals we zelf door God gekend zijn. We zullen avonturen kunnen beleven, relaties met elkaar aangaan, en schoonheid en kunst creëren tot in de eeuwigheid. We zullen verantwoordelijkheid hebben. Als koningen heersen, zegt de bijbel. En we zullen dat alles doen in de aanwezigheid van de Schepper.
Geen wonder dat er in de bijbel weinig over de hemel staat. Wij gaan niet omhoog naar de hemel, de hemel daalt neer naar de Aarde. God woont weer onder de mensenkinderen. Hij wandelt weer met ons, zoals hij dat deed in het Paradijs van Eden. Zijn bedoeling wordt werkelijkheid.

Maar zonde, onrecht, liefdeloosheid, zelfzucht, afgodendienst: dat alles zal in deze nieuwe wereld niet binnen kunnen komen. Het zal er buiten moeten blijven. Daarom bevatten alle profetieën van het Oude Testament strenge waarschuwingen. Degenen die doorgingen anderen te onderdrukken, die de armen uitbuitten en de vreemdelingen negeerden, die de weduwen en wezen links lieten liggen en consequent doorgingen met het volgen van materiële goden zullen het herstel aan hun neus voorbij zien gaan. Wie God blijft afwijzen, wordt uiteindelijk door Hem afgewezen. En ook het Nieuwe Testament maakt duidelijk dat wie deze dingen blijft doen geen deel kan hebben aan het koninkrijk van God. Als het herstel van alle dingen dat komt zo concreet en helder is, zijn de gevolgen van onze keuze tegen God dat ook. De bijbel predikt niet zomaar een vaag geloof dat het uiteindelijk wel goed komt, met iedereen die een beetje goed leeft. Nee, het belooft een glorierijke werkelijkheid en nodigt iedereen uit daar bewust voor te kiezen.

Deze beloftes worden bevestigd en verhelderd in de persoon van Jezus Christus. De bijbel is een boek dat door mensen is opgeschreven. Het is een boek naast allerlei andere boeken met dezelfde claim het woord van God te zijn (hoewel ik geloof dat de bijbel uitzonderlijk goede papieren heeft!). Het is dus feilbaar. Communicatie via een boek is toch al niet zaligmakend. Hoe veel ik hier ook op deze blog schrijf, je zult me alleen goed leren kennen door met mij als persoon op te trekken, met me te praten, samen te eten, samen koffie te drinken en samen te werken aan een groot project. We zijn niet geestelijke wezens die elkaar leren kennen door intellectuele informatie uit te wisselen. We zijn vlees en bloed, we verzamelen persoonlijke kennis door elkaar aan te raken, door onze hand op die van iemand anders te leggen, door lichamelijk, vleselijk contact. En dat is waarom God mens werd. Waarom hij een gedaante van vlees en bloed heeft aangenomen. Dat is de reden van de incarnatie (waar het woord carnos - vlees in zit). De liefdevolle persoon van Jezus is de vijfde en de meest overtuigende aanwijzing van Gods goede bedoelingen.

De mens Jezus Christus is God tastbaar gemaakt. 'In Hem schittert Gods luister, hij is zijn evenbeeld' (Hebreeën 1:3). Wie mij gezien heeft, zegt Jezus, heeft de Vader gezien (Johannes 14). Dat wil zeggen dat we zien wat de bedoeling van God met ons is, door te kijken naar het leven van Jezus. Aan het begin van zijn officiële bediening citeerde Hij Jesaja, om aan te geven waarvoor hij was gekomen: "De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen, heeft Hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hu zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen' (Lucas 4:18). Daar wordt je blij van! En Hij deed het nog ook. In Hem was het koninkrijk van God, zijn goede regering, werkelijkheid geworden. Dat was wat hij zei tegen de discipelen van Johannes de Doper: "Blinden kunnen weer zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt" (Lukas 7:22,23). Ook dat laatste gedeelte is significant. Maar eerst wat daarvoor staat. Onder Jezus' invloed werden de zaken omgekeerd. De laatsten, het uitschot van de maatschappij, de bedelaars, verlamden en melaatsen, werden genezen, in ere hersteld. Zij kregen hun gezondheid terug. Zondaars, hoeren en heulers met de romeinen, werden niet afgewezen, maar kregen respect. Hij was een vriend van tollenaars en zondaars (vers 34) Jezus toonde hen zijn liefde en op hun beurt brachten zij hulde aan God en zijn gerechtigheid (Lukas 7:29). Het zijn dus niet de mensen met een 'goed leven', de mooien en de rijken, de morele mensen, die recht hebben op Gods geschenk (zoals wij geneigd zijn te denken). Juist degenen die niet perfect waren, die het zelf niet konden verdienen, hadden vrijuit toegang tot Gods genade en deelden in de rijke zegening van Gods goedheid die Jezus zichtbaar maakte. Het herstel dat Hij tot stand zou brengen door zijn dood en opstanding was bedoeld voor iedereen. Ook voor degenen die wij zouden afwijzen als gefaalde personen, zonder wilskracht, slachtoffers en zwakkelingen. Voor pedofielen, racisten, drugsverslaafden, alcoholisten, overspannen mensen, workaholics, tienermoeders: voor iedereen die bereid is Gods belofte in geloof te aanvaarden en zich door Hem te laten herstellen. En gelukkig is het ook voor wetticisten, voor religieuzen en voor brave lieden. Als ze hun handen maar willen openen.

Hetzelfde hoofdstuk zegt echter ook dat er mensen zijn die aanstoot nemen aan Jezus' aanbod. Dat waren de religieuze mensen van die tijd, de Farizeeen en wetgeleerden die het plan van God verwierpen (Lukas 7:30). Zij meenden dat ze zelf door hun goede leven recht hadden verkregen op Gods acceptatie en dat ze een betere behandeling verdienden dan de zondaars en zieken die Jezus schijnbaar voortrok. Ze wilden niet delen in het herstel dat God hen vrij wilde geven, maar wilden het zelf bewerken. Ze waren trots op hun eigen prestaties, en vanuit hun hoogmoed probeerden ze ook hun omgeving te controleren. Ze legden anderen het juk van hun eigen regels op. "Jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel", zegt Jezus. "Jullie gaan er zelf niet binnen, maar laten ook degenen die er willen binnengaan niet toe" (Matteus 23:14). Daarom zouden de hoeren en tollenaars voor hen het koninkrijk van God binnengaan.
Deze waarschuwing is net zo krachtig als die van de profeten. Wie er niet voor wil kiezen zijn trots aan de kant te schuiven en met open handen het geschenk van God te ontvangen, wie niet van zijn troon wil afkomen, blijft buiten de deur van het koninkrijk staan. Het is zijn eigen keuze.

En wat blijft er over buiten het koninkrijk van God? Niet veel. Jezus spreekt over duisternis. En vergelijkt het met de afvalstapel buiten de stad waar altijd brandjes woedden. (De bijbel kent dus geen hel waar duiveltjes met hooivorken zondaars straffen. Geen plek van martelingen. Geen Guantanomo Bay dat door God is ingesteld om mensen eeuwig in gevangen te houden). Nee, het is waar men terecht komt als men niet in de stad van God wil thuishoren. Het is een plek waar het leven tot stilstand komt. Waar geen groei meer mogelijk is, geen ontdekkingen worden gedaan, geen echte relaties meer worden aangegaan, waar geen schoonheid kan worden gemaakt of kan worden bewonderd. Het is wat de bijbel de tweede dood noemt. Dit is het oordeel van God waar ook de profeten over spraken.
En het schept verantwoordelijkheid. Wil je erop vertrouwen dat Hij zijn beloften nakomt, of wil je alleen op jezelf en je eigen prestaties bouwen? Wil je delen in Gods goede bedoelingen of wil je daarbuiten blijven?

In het volgende deel van deze serie wil ik laten zien hoe verstrekkend het herstel is dat God door het werk van Jezus tot stand heeft gebracht. Het geldt voor de hele schepping en voor ieder mens. Maar je moet het kado wel willen aannemen.