zondag 7 februari 2010

Boekbespreking: The Dragonbone Chair

Dit is dus een van die fantasyseries met vier boeken van elk 800 of meer pagina's. Alsof de 1200 pagina's van Tolkien niet genoeg waren om een verhaal in te vertellen! Het was lang de standaard van het genre: een fantasyverhaal is pas waardevol als het een serie is. En liefst ook nog met dikke boeken. Deze standaard is ondertussen ook gaan gelden voor sciencefictionseries. Maar het is ook een van de charmes van het genre (laat ik dat erbij zeggen), want het betekent dat je een behoorlijke tijd ondergedompeld bent in een andere wereld, dat je avond aan avond (of treinreis na treinreis) meeleeft met de personages, die als het ware bekenden voor je worden, en dat je als je de laatste pagina omslaat een leegte ervaart omdat je zo lang kon uitkijken naar meer. Volgens Tolkien waren sprookjesverhalen een vorm van elfenmagie, namelijk het scheppen van een wereld, waarin iemand zich kon verliezen. En de vorm van het lange verhaal helpt bij het bereiken van dat doel. De Wilde Gave van Le Guin was mooi, maar in twee avonden was ik al uit die wereld, en ik wist nog nauwelijks iets over al die gebieden, rivieren en steden die op de landkaart waren getekend. Wat dat betreft voelde ik me wat tekort gedaan. Een goed fantasyverhaal leidt je rond in een andere wereld. Het kan natuurlijk ook te ver gaan, en wat mij betreft gebeurt dat bij The Wheel of Time van Robert Jordan. Na vier of vijf boeken had ik het wel gezien, en er kwamen er toen nog zeven of acht. Ondertussen blijkt dat het laatste boek in drieën wordt opgesplitst. En zo origineel of ingewikkeld is het verhaal dat Jordan vertelt ook niet. Dat had prima in vier boeken verteld kunnen worden. Kortom: als het verhaal en de wereld het waard zijn, is het niet erg dat er veel bladzijdes mee gepaard gaan.

En dat is mijns inziens wel het geval met de serie Memory, Sorrow and Thorn van Tad Williams, waarvan The Dragonbone Chair het eerste deel is. Met een eerste druk in 1989 is dit een van de grondleggers van het moderne fantasygenre, samen met boeken van schrijvers als Terry Brooks en Stephen Donaldson. Het is ook een boek dat op het eerste gezicht de standaard verhaallijn van een fantasyverhaal volgt. Jongen in lage positie wordt door gebeurtenissen buiten zijn toedoen op reis gestuurd, vindt uiteenlopende metgezellen en moet op zoek naar magische voorwerpen, terwijl een duistere macht uit het verleden probeert opnieuw opgeld te doen en de wereld aan zich te onderwerpen. Dat is wel bekend. Maar ik geloof niet dat een verhaal altijd origineel moet zijn om goed te zijn. Soms zijn clichés goed omdat ze waar zijn. Omdat dit iets is waar wij naar verlangen, of omdat het iets beschrijft dat fundamenteel waar is aan onze wereld. Een strijd tussen goed en kwaad en nederige figuren die daar een belangrijke rol in spelen, is nu juist wat volgens de Bijbel gaande is. Wat telt is hoe een schrijver deze thema's gebruikt, hoe hij ze in zijn verhaal inpast en of hij met behulp van deze bouwstenen een origineel plot weet te bouwen. Nou heb ik de serie acht of negen jaar geleden ook al gelezen (hij is goed genoeg om een tweede keer aan te beginnen) en ik kan met een gerust hart zeggen dat Williams' plot niet het standaard 'magisch voorwerp blijkt slechterik te vernietigen'-plot volgt. Hij is geen Terry Brooks (om maar even iemand te noemen die volgens mij vooral in zijn eerste boek wel heel strak de standaardplot volgde). Sterker nog, volgens een fantaysencyclopedie van David Pringle die ik hier in mijn kast heb staan, was het Williams' bedoeling om een paar van Tolkiens tekortkomingen te corrigeren (wat betreft de rol van vrouwen in het verhaal en het feit dat bepaalde rassen compleet slecht of compleet goed zijn).

Het tweede kenmerk van deze generatie van fantasyboeken is de creatie van een wereld die zo'n uitgebreid reisverslag interessant kan houden. 'Worldbuilding' is de technische term die daarvoor wordt gebruikt en Tolkien is daarin mijns inziens nog steeds de onbetwiste meester (hoewel Steven Erickson in de buurt komt. Die is ook een getraind archeoloog en antropoloog!). Het gaat erom een wereld te beschrijven die niet de onze is, met eigen volken, godsdiensten, talen, culturen en biologie, maar op zo'n manier dat we er wel in kunnen geloven. De 'elfenkunst' van Tolkien. Dat lukt Williams aardig. Ik zeg bewust niet 'goed', omdat ik zijn wereld wel heel erg op de onze vindt lijken. Hij beschrijft een voor fantaysverhalen vrij standaard middeleeuwse wereld, met verschillende volken. Maar de overeenkomsten daarvan met volken uit onze geschiedenis is wat mij betreft te groot. De 'rimmersmen' voeren op drakenschepen en aanbaden Udun eenoog. (Odin). Er is een volk met duidelijke keltische invloeden (en namen van goden), en een zuidelijk rijk dat ooit als Rome de wereld overheerste en dat de zetel is van de godsdienst van de Aedonieten. Met een redder die als Jezus ter dood werd gebracht. (En wiens opstanding als in de Da Vinci Code ook nog eens op een leugen gebaseerd blijkt te zijn). Ik begon me daaraan te ergeren. Ik ben wel gewend dat fantasyschrijvers in hun verhaal de equivalenten van het christendom neerzetten als onderdrukkende regimes vol corruptie en religiositeit, en dat uiteindelijk de 'oude goden' het tolerantst en actiefst blijken te zijn. (Wat trouwens totaal niet overeenkomt met de werkelijkheid uit onze wereld. De goden van de Noormannen en Kelten waren niet bepaald vriendelijk). Maar ik hoop altijd wel op wat subtiliteit. Om Jezus zo te kopieren stuit me tegen de borst. Gelukkig beschrijft Williams wel een paar volgelingen van zijn Usires die het hart wel op de juiste plaats hebben en uit hun geloof tot inspirerende daden van liefde bereid zijn.
Maar de wereld van Williams (Osten Ard) bevat ook veel dat wel origineel en anders is. Hij heeft niet de standaard elfen en dwergen en orcs. Het dichtst in de buurt van de elfen komen de Sithi. Maar die zijn toch raarder en onheilspellender dan die van Tolkien, een eigen creatie. Ook een eigen creatie zijn de 'trollen', eigenlijk kleine mensen die hoog in de bergen leven en op rammen (of een wolf) rijden. Niet de trollen van Tolkien. En er zijn interessante kastelen met een geschiedenis, een vrij goed uitgewerkte geschiedenis, allerlei wezens die zijdelings genoemd worden en glimpsen van talen (hoewel niet zo uitgewerkt als Tolkien).
Ten slotte weet Williams er ook nog voor te zorgen dat de personen met wie we in het verhaal meereizen sympathiek zijn. De hoofdpersoon, Simon, begint als een keukenhulpje, en is echt een onhandige dromerige jongen van veertien. En dat blijft hij, hoewel hij in het eerste boek al een behoorlijke groei doormaakt. Hij maakt fouten, is onzeker (ook in de liefde), maar is wel een trouwe vriend en wordt steeds moediger. De bijfiguren zijn zo mogelijk nog intrigerender en interessanter: de trol Binabic met zijn wolf, de tovenaar Morgenes, de figuren aan het hof, vooral de norse Isgrimnur, de nar Towser, de harpist Sanfugol, de mysterieuze Jarnauga, de prins Josua en zijn broer Elias, en de Sithi Jiriki met zijn vreemde eergevoel. Ik wil meer over hen lezen, en zal dus snel het volgende boek gaan pakken.

Er zijn twee punten die me iets negatiever over dit boek laten oordelen. Dat zijn ten eerste de eerste 200 pagina's die saai zijn. Het verhaal komt langzaam op gang. Van de eerste keer lezen herinnerde ik me dat de eerste helft niet door te komen was, maar dat viel mee. De wereld die beschreven wordt in het kasteel is boeiend, maar er zijn zoveel personen en zoveel gebeurtenissen, terwijl er toch nog erg weinig op het spel staat, dat ik het moeilijk vond mijn aandacht erbij te houden. Als het verhaal dan eindelijk op gang komt is het meer de moeite waard, ook omdat die eerste pagina's je dan al wel vertrouwd hebben gemaakt met de diverse personen en hun drijfveren.
Ook Williams' soms wel erg gedetailleerde beschrijvingen hadden wat minder gekund. Ik ben zelf niet vies van een overdrijving of twee en lange volzinnen en bijvoegelijke naamwoorden. (De pot die de ketel verwijt), maar hier vond ik het wat veel van het goede. Het kan helpen om goed een sfeer aan te geven, en je helpen in te leven in de omgeving, maar een iets eenvoudiger schrijfstijl was denk ik beter geweest. Geen groot nadeel, maar ik wilde het eerlijkheidshalve wel noemen.

Tot de interessantere meer geestelijke thema's van het boek behoort het conflict tussen Josua en Elias, twee broers die tegenover elkaar zijn komen te staan door een drama in het verleden (waardoor de een een hand mist en de ander een vrouw). Elias wordt de hoge koning na de dood van zijn vader, de legendarische Prester John. Hij wordt geadviseerd door de onheilspellende Pryrates. Hij is zo belust op macht, dat hij zijn broer gevangen laat zetten. Terwijl Josua heeft gezegd geen interesse te hebben in de troon, nooit daarvan tekenen heeft gegeven en het liefst gewoon op zijn eigen kasteel met de neus in de boeken zit. Josua (ook omschreven als zwakker dan zijn broer) is meer geschikt om koning te zijn dan de sterke Elias. Zijn lust naar macht brengt hem in contact met Ineluki, de stormkoning, een vroegere Sithi-vorst die door de mensen werd omgebracht en nog steeds streeft naar wraak. Het is de menselijke lust naar macht en verrovering en afkeer van het vreemde die ooit de Sithi heeft vernietigd en die nu dus opnieuw de wereld in de ondergang dreigt te storten. Degene die de macht niet wilde bezitten, is de laatste hoop geworden.
Dat moet mensen toch bekend voorkomen van mijn serie over zwakheid ...