zondag 28 maart 2010

Van creationist naar evolutionist (5): geen kleine God

In mijn opsomming van links gisteren zat er ook eentje naar het bericht van The Christian Monist, getiteld: 'Children of a lesser God?' Daarin vertelt hij hoe hij van medegelovigen de beschuldiging naar het hoofd geslingerd krijgt dat hij gelooft in een te kleine God, omdat hij eraan twijfelt of de Aarde wel in zes dagen geschapen is, of dat sommige wonderverhalen die mensen enthousiast vertellen wel echt gebeurd zijn. De suggestie lijkt dat als je als christen van geloof in jonge aarde-creationisme overgaat naar het idee van de schepping als een langer ontstaansproces dat kan worden beschreven door de wetenschappelijke theorieën van de 'oerknal' en evolutie, je de macht, invloed en aanwezigheid van God daardoor kleiner zou maken.
Ik geloof echter dat het tegenovergestelde waar is. De bovenstaande visie gaat vrij duidelijk uit van een 'god van de gaten'. Een god die alleen aanwezig is, die zich alleen laat kennen, in wat wij niet met behulp van onze zintuigen waarnemen of met behulp van ons verstand kunnen beschrijven. Een god die zodra we ergens een verklaring voor hebben, het veld moet wijken. Ik heb al eerder (in mijn bespreking van de film Angels and Demons) geprobeerd uit te leggen waarom dat 'god van de gaten'-idee te kort schiet. Het feit dat we vanuit de natuurkunde weten hoe een bliksem ontstaat (veranderingen van elektrische lading) en de daaropvolgende donder (schokgolven door plotseling opgewarmde lucht), doet niets af aan het feit dat God de bliksem uitzendt en spreekt door de donder, zoals de bijbel het wil. In het tweede deel van deze bescheiden serie berichten kwam ik tot de conclusie dat God een god van de processen is, die werkzaam is in wat wij beschouwen als de uitwerking van natuurwetten of het toeval. Volgens Hebreeen 1:3 draagt God alles wat er is door het woord van zijn kracht. In Handelingen 17 stelt Paulus dat wij in God leven, bewegen en zijn. Dat suggereert dat God niet alleen maar iemand is die af en toe van buiten af ingrijpt in het heelal, en de rest 'gaat automatisch'. Nee, alles wat in het heelal gebeurt, gebeurt omdat God het wil. Hij laat, zegt Paulus in Handelingen 13, het regenen op goeden en slechten. We kunnen aangeven hoe het komt dat het regent (verdamping, wolken, vochtigheidsgraad), maar tegelijk is het God die de regen schenkt. Hij is de drijvende kracht achter de trilling van elke atoom, het signaal van elke neuron, achter de glans van elke ster. Als Hij zich invloed van het heelal zou aftrekken, zou het ophouden te bestaan.
Hieraan zijn nog wel enkele filosofische problemen verbonden, zoals het probleem van het kwaad. Ik geloof dat God de vrije keuze van zijn schepselen belangrijk vindt. Het is duidelijk dat door de vrije beslissingen van mensen (en engelen) het kwaad in de wereld is gekomen. Daardoor gebeuren er in het heelal, op Aarde en in ons leven kwade dingen: botsende sterren, aardbevingen, vloedgolven, virussen, kanker, zelfzucht, zonde, et cetera. Ik geloof dat het uiteindelijk Gods respect voor onze vrije keuze is dat Hij die gevolgen van keuzes laat plaatsvinden, maar dat Hij ook een keer de keten van oorzaak en gevolg zal verbreken, en zijn eigen wil weer zal laten gebeuren 'op de Aarde, zoals in de hemel'.

Maar dat is voor dit bericht enigszins 'besides the point'. Wat ik wil betogen is dat dit beeld van God, als de Schepper die betrokken is op elk stukje van het heelal, een groter beeld van God is dan dat van de god van de gaten, die alleen in het onverklaarbare en bovennatuurlijke een rol lijkt te spelen. En in dit 'God als onderhouder van alles'-beeld maakt het niet uit hoe groot en hoe oud het universum is. Wat de omvang en leeftijd van het heelal ook is: God draagt en onderhoudt het en laat zijn wil geschieden. Hij is immers eeuwig en alomtegenwoordig en almachtig! Als het heelal iets van 10 tot de macht 23 elektronen bevat (wat ik wel eens heb horen zeggen), kent God ze allemaal en houdt hij ze in stand (voor zolang ze in stand blijven). Hij kent alle sterrenstelsels, tot daar waar wij ze niet meer kunnen zien. En hij ziet alle bacteriën, ook die in de diepzee, of in de Aardkorst, waar geen menselijke boor of graafmachine ooit zal doordringen, en onderhoudt ze (zoals hij volgens de bijbel de bloemen van het veld en de vogels van de lucht onderhoudt). Hoe meer we weten van de omvang van het heelal en de hoeveelheid leven op Aarde (en wellicht daarbuiten), hoe groter we zullen gaan denken over God. Kijk maar eens het bekende filmpje over 'de machten van tien'. Je hoofd zal al snel gaan draaien over de grootte van het heelal. Toch zegt Jesaja: "In zijn ogen zijn de volken als een druppel in een emmer, als een stofje op een weegschaal; de eilanden weegt hij als zandkorrels." (40:15).
Het grootste sterrenstelsel is slechts een stofje op de weegschaal voor hem. Is het dan onredelijk om te geloven dat Hij ook een grote hoeveelheid tijd kan hebben geschapen? Als we een groot universum accepteren, is het dan niet passend ook een oud universum te accepteren? Natuurwetenschappelijk gezien is het niet meer dan logisch, aangezien ruimte en tijd bij elkaar lijken te horen. Volgens de meeste theorieën ontstond de tijd net als de ruimte bij de 'oerknal'/schepping, en krijgt de tijd haar richting door de uitdijing van de ruimte. Als we willen blijven vasthouden aan een 'jong' universum, moeten we eigenlijk geloven in een 'klein' universum (en in een God die een universum heeft gemaakt dat alleen de illusie geeft van groot te zijn).
Sommige christenen doen dat ook. Met het schaamrood op mijn wangen moet ik vertellen van een achter-oom van mij (Ab Klein Haneveld), die meent dat wij leven aan de binnenkant van een bol met een omtrek van 40.000 kilometer, dat de zon en maan en planeten heel klein zijn en in het midden van die bol zweven, dat de door ons waargenomen afstand een illusie is door veranderingen in de lichtsnelheid. Deze theorie van de Holle Aarde verklaart volgens hem het best de bijbelteksten. Daarover kun je discussiëren, maar wat die theorie in elk geval doet is de Schepping heel klein maken. Alles wat God geschapen heeft is te vatten in een bol met een omtrek van 40.000 kilometer. Daarbuiten is niets (misschien gesteente?). Alles van betekenis speelt zich af in maar een heel klein belletje water, lucht en leven. Dat bovendien maar zesduizend jaar (of daaromtrent) bestaan heeft. Dit universum van de Holle Aarde voelt benauwd aan. Ik zou er claustrofobisch van worden. En wat zegt dit over de God waar deze Klein Haneveld in gelooft? Deze moet ook een kleine, claustrofobische God zijn, die niet geniet van het maken van sterrenstelsels, die niets op heeft met processen, die alles klein, compact en overzichtelijk wil houden. Een kleine God. Maar is een god die een heelal heeft gemaakt dat maar zesduizend jaar bestaat (en kennelijk niet veel groter kan zijn dan zesduizend lichtjaar) niet net zo klein?
Nee, dan geloof ik liever in een God die een heelal maakt dat vele miljarden lichtjaren groot is en vele miljarden jaren oud is. Een God die de sterren rijkelijk heeft uitgezaaid over zijn creatie, allemaal uniek. Die kwistig is met het verspillen van energie en leven. Die overborrelt van creatieve ideeen, zowel in het grote (neutronensterren, quarksterren, quasars), als in het kleine (leven in de diepzee, grotten, et cetera). Een God die niet bang is van tijd en ruimte, maar die om die grote afstanden en lange periodes lacht! Maar ook een God die intens betrokken is bij elk onderdeel van die prachtige schepping. Die intens betrokken is op ons, zijn schepselen. Die grote God vindt ons waardevol, kostbaar. Zo kostbaar dat Hij mens is geworden om ons te redden.
Dat is pas een grote God.

Ik sprak hier over met de vriend die een paar weken geleden bij mij op bezoek was. Hij zei met enige verwondering: 'Ik dacht dat God kleiner voor me zou worden als ik het proces van de evolutie zou ervaren. Maar het tegenovergestelde is gebeurd. Hij is juist groter geworden!' Zo is het net. Hoe meer we weten over de geschiedenis van het universum en over ons ontstaan, hoe groter de God wordt in wie we geloven. Hoe meer we begrijpen, hoe meer we Hem kunnen aanbidden. En hoe meer we ons realiseren hoe weinig we eigenlijk kunnen bevatten van de dimensies van het heelal, en van zijn Liefde.