vrijdag 1 april 2011

De pijl van de tijd 3: Een vooruitziende blik

Eerder dit jaar las ik het boek Theology after Darwin - een bundel essays over de uitdagingen van het accepteren van de evolutietheorie voor het denken van christenen. Niet alle bijdrages waren even sterk, moet ik toegeven, en soms werd het wel erg academisch (en ik ben best wat gewend). Maar het zette me wel aan het denken, met name over de manier waarop God in deze wereld werkt. Is het doel van God het herstellen van een ideale situatie in het verleden, het mythische paradijs, een statische toestand van rust? Of ligt het doel van God juist in de toekomst, en is hij nu bezig dat te verwerkelijken? Daarna had ik een gesprek met een goede vriend over bepaalde natuurkundige theorieën, en de evolutietheorie. En ik bespeurde een thema. Vervolgens ontstond het idee er een stuk over te schrijven voor op mijn blog. Wat zeg ik? Meer stukken zelfs. Ik zette voor mezelf op een rijtje wat er in de verschillende berichten zou moeten staan. Uiteindelijk begon ik te schrijven. Tussendoor kwam nog een idee op voor enkele andere berichten van een meer persoonlijke aard. En ik kreeg van een broer van me een boek uitgeleend dat me aansprak en waarover ik een recensie wilde schrijven. Maar wat je nu leest, laat zien dat ik daardoor mijn plan niet heb opgegeven. De serie komt er.
Zo gaat het menselijke creatieve proces te werk. We maken ons een voorstelling van een toekomstige situatie, we bepalen welke stappen ervoor nodig zijn om die te bereiken, en komen vervolgens in actie. Daarbij hebben we soms te maken met de keuzes van mensen om ons heen, die hun eigen plannen hebben. Maar we zijn in staat om op die keuzes te reageren, om ons schema aan te passen en zelfs om de ideeën van anderen te gebruiken bij het behalen van het resultaat. Soms wordt het daardoor zelfs mooier dan we ons van te voren konden voorstellen.

In dit geval beweegt de pijl van de tijd dus wel degelijk in de richting van de toekomst, en niet alleen maar weg van het verleden. Ons handelen wordt niet bepaald door wat ons in het verleden is overkomen, het is niet alleen maar een reactie op gebeurtenissen in het heden. Het wordt bepaald door iets dat in de toekomst realiteit zal zijn. Op dit moment is het er nog niet. Dat is het hele punt. Maar onze verbeelding, ons voorstellingsvermogen, is als het ware een tijdmachine. Ze kan zich een beeld vormen van wat er nog niet is, tot in alle kleurrijke details. En wij kunnen vervolgens actie ondernemen om wat er nog niet is tot aanschijn te roepen. We houden daarbij net zo lang vol tot het beeld dat we zagen met ons geestesoog, vorm heeft gekregen in onze materiële werkelijkheid. Op deze manier doorbreken wij op een bescheiden wijze de patronen van oorzaak en gevolg die de rest van het heelal in de greep lijken te houden. We scheppen orde uit chaos, we maken in plaats van af te breken. En dit vermogen om een doel in de toekomst werkelijkheid te maken, is wat ons tot vrije wezens maakt, tot personen die kunnen kiezen. Dit geeft betekenis aan ons handelen. Dit maakt ons mensen.
Wat in het klein geldt voor de stukken op mijn blog, of voor een boek, of voor de Mona Lisa, of de David van Michelangelo, of welk product of kunstwerk van mensen ook, geldt misschien in het groot ook. Misschien gebeurt in ons heelal wat er gebeurt niet omdat er nu eenmaal bepaalde processen zijn begonnen in het verleden, die nu leiden tot gevolgen als het aflopen van een horloge, of het afdraaien van een computerprogramma. Misschien gebeurt in ons heelal wat er gebeurt omdat er een doel is dat in de toekomst bereikt moet worden, een toestand die werkelijkheid moet worden. Misschien is het heelal niet iets mechanisch, maar iets organisch, iets creatiefs. Misschien is er zoiets als een doel.
Teleologie (doelgerichtheid, van het Griekse Telos, wat 'doel' betekent) is een beetje een vies woord in de natuurwetenschap. Ze impliceert namelijk een invloed van het ‘bovennatuurlijke’ (of misschien beter: buitennatuurlijke). De natuurwetenschap kan namelijk alleen uitgaan van wat er is, wat in principe is waar te nemen met de zintuigen (of met de instrumenten die de waarnemingsbreedte van de zintuigen vergroten). De toekomst is er echter (nog) niet, en valt buiten ons waarnemingsvermogen. Als de toekomst invloed heeft op het heden, valt dat dus buiten de natuurwetten, die zijn gebaseerd op wat kan worden waargenomen. De invloed van de toekomst kan niet worden bewezen of worden afgeleid, kan niet worden beschreven in formules en kan dus ook niet als wetenschappelijke theorie worden aangenomen. Zelfs niet als een doel in de toekomst een goede verklaring biedt voor mysterieuze waarnemingen in het heden.

En die waarnemingen zijn er. Bijvoorbeeld in de paleontologie. Ik zei in mijn vorige bericht dat het lijkt alsof de evolutie naar een doel leek te bewegen, namelijk een steeds toenemende complexiteit, een steeds toenemend denk- en voorstellingsvermogen en uiteindelijk de mens, een wezen dat in staat is om cultuur te maken, steden te bouwen, kunst te creëren en zelfs exemplaren van de eigen soort op andere hemellichamen te brengen. De mens, in staat om zich een voorstelling te maken van de toekomst en die in het heden te verwerkelijken. Vooraanstaande evolutiewetenschappers, onder wie Simon Conway Morris, een van de ontdekkers van de pre-cambrische Burgess Shale-fauna, hebben gesuggereerd dat  de gevonden progressie van soorten door de geschiedenis het best kan worden verklaard door een doelgerichtheid in het evolutieproces. Ze wijzen bijvoorbeeld op het proces van de ‘convergente evolutie’ - de waarneming dat door de tijd steeds weer vergelijkbare vormen terugkeren. Het bekendste voorbeeld is dat van de dolfijn, de haai en de uitgestorven ichthyosaurus. Soorten die behoren tot totaal verschillende groepen dieren (zoogdieren, vissen en reptielen), maar die er bijna hetzelfde uitzien, met dezelfde vinnen, dezelfde gestroomlijnde bouw, en ook nog eens alle drie levendbarend (in elk geval sommige soorten haaien en ichthyosauriers). Maar kijk ook naar vleermuizen, vogels en de uitgestorven vliegende reptielen. Een ander voorbeeld is het steeds weer ontstaan van in kolonies samenlevende dieren, samenlevingen compleet met een vruchtbare koningin en klassen dieren met bepaalde taken. Er zijn in kolonies levende garnalen (zag ik in de BBC-serie Blue Planet - overigens een absolute aanrader!), maar ook mieren, bijen, en: zoogdieren. De naakte molrat leeft in kolonies, net als bijen. En wat te denken van onze menselijke, geordende samenlevingen, waarin iedereen een eigen bijdrage levert? Ten slotte lijkt de evolutie steeds weer tot probleemoplossende intelligentie te leiden. Niet alleen bij zoogdieren als apen, olifanten, varkens, walvissen en dolfijnen, maar ook bij vogels. Met name bepaalde kraaiachtigen en papegaaien doen in intelligentie niet onder voor honden of sommige apen. Veel van deze soorten kunnen zichzelf, net als mensen, in de spiegel herkennen, en beschikken bovendien over de mogelijkheid woorden aan te leren en te communiceren. Zelfs verschillende inktvissoorten vertonen een bijzonder complex gedrag en een hoog ontwikkeld probleemoplossend vermogen. Is het statistisch waarschijnlijk dat volledig toevallige processen van mutatie en selectie steeds weer, in niet verwante lijnen, keer op keer in de geschiedenis, uitkomen bij wezens die een ‘ik’-bewustzijn hebben, kunnen communiceren, problemen creatief kunnen oplossen en met elkaar kunnen samenwerken? Of zijn deze wezens het doel waar de evolutie naar streeft? Het doel dat (laten we maar zo onbescheiden zijn) voorlopig bereikt is in de mens? Wijst de pijl van de evolutie misschien niet weg van het verleden, maar juist vooruit naar de toekomst?

Er zijn zelfs wetenschappers die stellen dat teleologie, of doelgerichtheid, kan worden gezien op het niveau van het heelal. Hier verraadt zich weer mijn amateuristische niveau van wetenschapsbeoefening, want ik kan op dit gebied alleen maar napraten wat ik via via heb gehoord. Ik vond het in elk geval zelf interessant genoeg om aan jullie door te geven. Het ene argument is dat van het ‘antropische principe’. Paul Davies schrijft hierover in zijn boek The Goldilocks Enigma, namelijk: als je in een huis drie bedden ziet staan (een grote, een middelgrote en een kleine), en je ziet drie stoelen (een grote, een middelgrote en een kleine), drie klerenkasten (idem) en drie borden pap (idem) met drie lepels (idem), dan kan de conclusie wel eens zijn dat er geen sprake is van toeval, maar dat deze voorwerpen zijn bedoeld voor drie bewoners (een grote, een middelgrote en een kleine). Nu schijnt het zo te zijn dat veel natuurconstanten precies de waarde moeten hebben die ze moeten hebben om menselijk leven mogelijk te maken. Als sommige waarden iets zouden hebben afgeweken zouden er bijvoorbeeld nooit sterren zijn ontstaan, of zouden er nooit planeten zijn gevormd. Of er zouden geen zwaardere elementen zijn ontstaan, of er zou geen vloeistof zijn geweest zoals water. Ga zo maar door. Het lijkt er op dat alle constanten heel nauwkeurig zijn afgesteld om het bestaan van intelligent leven (van mensen) mogelijk te maken (dit noemen we in goed Nederlands ‘finetuning’). De suggestie is dat dit geen toeval kan zijn - het heelal is geworden zoals het is, omdat er mensen moesten zijn die het heelal konden waarnemen en in kaart brengen. Het heelal heeft een doel: de mens. Alternatieve verklaringen, van talloze parallelle universa met varianten van de constanten zijn te diepste net zo onwetenschappelijk als de suggestie van doelgerichtheid. Deze alternatieve werkelijkheden onttrekken zich immers net zo goed aan onze waarneming als de toekomst. Het antropisch principe wordt door wetenschappers gewantrouwd omdat creationisten het toepassen als Godsbewijs. Dat hoeft het natuurlijk niet te zijn. Wat het wel suggereert is dat het ontstaansproces van het heelal, het uitkristalliseren van de natuurwetten, de vorming van sterrenstelsels en planeten, et cetera niet het resultaat was van een moment in het verleden - de oerknal - maar dat al deze dingen plaatsvonden om een bepaalde realiteit mogelijk te maken. Dat de pijl van de tijd sinds zijn ontstaan niet uit het verleden komt, maar dat de tijd ontstond om de toekomst mogelijk te maken, dat hij de andere kant op wijst.
Davies voegt hier nog een argument aan toe uit de quantummechanica. Hij legt de theorieën daarover als volgt uit. Deeltjes zoals fotonen of elektronen (maar ook grotere deeltjes zoals atomen) gedragen zich zowel als materiële deeltjes, als als golven. Ze gedragen zich niet alleen maar zo, ze zijn het ook beide: zowel deeltje als golf. Ze bevinden zich kennelijk in een heel bijzondere situatie waarbij ze twee dingen tegelijk kunnen zijn: deeltje en golf, massief en bewegend. Dit is de toestand van quantumonzekerheid. Deze toestand wordt opgeheven doordat het deeltje dan wel de golf wordt waargenomen. De onzekerheid stort ineen tot een van beide mogelijkheden. Je zou hier kunnen zeggen dat de daad van de waarneming bepaalt of iets een deeltje of een golf is. Hier naderen we de grenzen van wat voor ons te begrijpen is. Als je bijvoorbeeld twee deeltjes in dezelfde quantumtoestand brengt (dit noemt men ‘entanglement’), kun je ze vervolgens uit elkaar laten bewegen, tot het ene deeltje aan de ene kant van het universum is, en het andere aan de andere kant. Als je vervolgens de toestand van het ene deeltje vastlegt, bepaal je ook ogenblikkelijk de toestand van het andere deeltje aan het andere eind van het heelal - een soort communicatie sneller dan het licht lijkt het wel. Afstand heeft hier geen betekenis. En Davies betoogt dat tijd op dit gebied ook geen betekenis heeft. Want, zegt hij, als wij een lichtdeeltje waarnemen, bepalen wij daarmee welke toestand het heeft. Dat geldt ook voor de lichtdeeltjes die ons bereiken van de sterren. Door het moment van waarnemen bepalen wij volgens Davies welke toestand het deeltje eigenlijk altijd gehad heeft. Onze waarneming bepaalt of het foton zijn reis in het hart van een ster begon als deeltje of als golf.  Oftewel: het heden bepaalt het verleden. En de situatie in het heden wordt bepaald door de toekomst.
Ik geef toe, dit klinkt behoorlijk vergezocht, maar het is wel interessant. Davies concludeert namelijk dat het heelal er is zoals het is, omdat het in de toekomst zo wordt waargenomen. Oorzakelijkheid werkt met terugwerkende kracht. De werkelijkheid heeft een doel, een ‘telos’ waar ze zich naar toe beweegt. Een van Davies suggesties is dat de menselijke (of een andere) intelligentie zich zo door ontwikkelt dat in de heel verre toekomst alle materie en energie er deel van uitmaakt. Het heelal wordt een enkel intelligent wezen  en wat er nu gebeurt, gebeurt omdat het tot die toestand moet leiden. Het bestaan van die superintelligentie in de toekomst maakt het heden noodzakelijk. Een andere mogelijkheid is volgens hem het bestaan van God. In elk geval is in beide gevallen de suggestie dat het universum niet mechanisch is en statisch, maar organisch en creatief. Niet iets doods, maar iets levends. De pijl van de tijd wijst naar de toekomst.

Let op: deze wetenschappelijke theorieën vormen geen sluitend godsbewijs. God bevindt zich nu eenmaal per definitie buiten het gebied waarover de wetenschappelijke methodiek iets kan zeggen. Geloven in God blijft altijd een keuze, gemaakt door het individu op basis van zijn kennis uit de schepping en de openbaring. Het is geen conclusie uit een theorie. Het is een zaak van vertrouwen. Maar al deze speculaties over het universum komen wel opvallend overeen met wat de bijbel zegt over God en zijn schepping. Volgens de bijbel is God een Schepper (zoals wij als zijn beelddragers scheppers zijn). Er is dus een zekere analogie tussen zijn relatie met zijn schepping en onze relatie met onze scheppingen. Niet meer dan een analogie, een beperkte manier om iets van de werkelijkheid onder woorden te brengen, maar toch behulpzaam.
Namelijk: als wij een kunstwerk, of een blogbericht maken door ons eerst in onze verbeelding een voorstelling te maken van de situatie in de toekomst, en vervolgens stappen te ondernemen om deze situatie werkelijkheid te laten worden, heeft God misschien ook een beeld gevormd van een heerlijke werkelijkheid waarin zijn wezen volledig zichtbaar wordt, en handelt hij vervolgens om dit beeld, dit visioen, dit plan te realiseren. God is namelijk een kunstenaar. Hij roept de werkelijkheid, die eerst bestond in zijn verbeelding, tot aanschijn. Het universum is werkelijk iets creatiefs, iets dat wordt gecreëerd. Dit is, ook in de bijbel, een proces (zes dagen is meer dan God nodig had, hij had alles ook in een seconde kunnen maken). God vindt kennelijk (in onze menselijke taal) het scheppende proces in zichzelf belangrijk, hij werkt op een organische manier. En zoals wij in ons scheppen rekening houden met de vrijheid van anderen, die ons soms hinderen, of stimuleren, maar in elk geval met hun keuzes invloed op ons uitoefenen, zo houdt God rekening met onze vrije keuzes. Hij is zo creatief dat zelfs onze keuze tegen Hem, onze ongehoorzaamheid, de vervulling van zijn toekomstbeeld niet kan voorkomen. Hij neemt onze beslissingen op in zijn project, maakt ze deel van zijn kunstwerk, en weeft onze draden in zijn doek. Onze vrijheid is echt, wij hebben werkelijk invloed, en echte betekenis. Maar tegelijk geldt dat God God is. Dat betekent dat Hij zijn doel zal bereiken. En daar kunnen wij hoop uit putten - het loopt hem niet uit de hand.
In het volgende deel van deze serie zal ik ingaan op de consequenties van dit beeld op God en de werkelijkheid. Ik zal proberen te laten zien dat we op een andere manier kunnen kijken naar het verleden, maar ook dat we op een andere manier kunnen gaan kijken naar de toekomst. En hoe we ons bestaan nu kunnen zien als ‘works in progress’. Wordt dus vervolgd. Ook ik heb mijn doel nog niet bereikt.