vrijdag 19 april 2013

Filmbespreking: Oblivion

Als er een originele Science Fiction-film in de bioscoop verschijnt, is dat altijd iets om toe te juichen. Zo vaak gebeurt dat niet in deze tijd van vervolgen en nieuwe versies van oude verhalen. Niet dat ik die niet kijk, natuurlijk. De nieuwe Total Recall was bijvoorbeeld best vermakelijk, en ik ben nu al enthousiast over de volgende Star Trek-film. Maar als er een genre is dat juist vernieuwend zou moeten zijn, is dat de Science Fiction. Een goede SF-film zou je beelden moeten laten zien die je nooit eerder gezien hebt, en je laten nadenken over thema’s waar je niet eerder over hebt nagedacht. Een goede SF-film moet je geest openen voor nieuwe inzichten. Daarom is de voortdurende herhaling van onderwerpen soms wat teleurstellend. Er lijkt nu echter (na het succes van Avatar) een lichting originele SF-films aan te komen. Elysium (met Matt Damon), Gravity (van regisseur Alfonso Cuaron), zelfs Batman-regisseur Christopher Nolan werkt aan een ruimtefilm. Maar de eerste die uitkwam is Oblivion. Deze is nu eens een keer niet gebaseerd op een eerdere film, of een stripverhaal, of een boek, maar is verzonnen door de regisseur zelf.
Helaas is de regisseur van oorsprong architect, en geen science fiction-auteur. Het verhaal blijkt daarom niet bijzonder origineel te zijn. Er zijn invloeden merkbaar van onder andere Wall-E, The Matrix, The Omega Man, 2001, Independence Day en de recentere film Moon, om er maar een paar te noemen. Nu vind ik dat in zichzelf nog geen reden om de film minpunten toe te kennen - ik laat me voor mijn eigen verhalen ook graag inspireren door de werken van anderen. Het is de vraag of iemand ooit helemaal origineel is. Als scheppers staan we allemaal op de schouders van de scheppers voor ons. Er is er maar een die werkelijk uit het niets (ex nihilo) kon scheppen ... Maar dan nog verwacht je een eigen gebruik van het materiaal. Dat miste ik hier een beetje. De wendingen in het plot waren goed gevonden, maar lieten me niet van verbazing naar adem happen. De conclusie van de film was niet anders dan die van heel veel eerdere verhalen. Verder vond ik dat niet al het potentieel van het uitgangspunt werd uitgebuit. Zo krijgt de hoofdpersoon iets heel schokkends te horen, wat zijn beeld op de wereld en op hemzelf doet wankelen. Ik zou dit zelf in de conclusie hebben laten terugkomen, bijvoorbeeld in een belegering die volgt tegen het eind, of in de climax. Het zou een diep schokkend, emotioneel rijk plot hebben opgeleverd.
Verder waren de karakters niet echt diep. Als kijker moet je er maar van uitgaan dat je met ze mee moet leven, maar je krijgt er weinig reden voor. Motivaties worden niet duidelijk. En de meeste dialogen zijn er om het plot uit te leggen. (En een astronaut hoeft niet uitgelegd te krijgen dat Titan een maan van Saturnus is). Als zelfs Morgan Freeman zijn karakter geen leven kan meegeven, zegt dat toch wel wat. Dit maakte dat mijn verloofde de film wel onderhoudend vond, maar geen interesse had hem nog een keer te zien. Ik denk dat ook in SF het beste plot mede wordt gedreven door de motivaties van de karakters, en niet alleen iets is dat hen overkomt, van buitenaf.
Maar wat de beelden betreft, is deze film wel degelijk bijzonder geslaagd. Net als in zijn eerdere film Tron Legacy weet de regisseur een consistente wereld te scheppen, vol kloppende details, maar toch heel anders dan de onze (hier komt het juist goed uit dat hij architect is!). Strakke interieurs en ruimteschepen worden gecombineerd met beelden van lege, ruige natuur uit IJsland. Meerdere keren hield ik mijn adem in door de pracht van de beelden op het scherm. Ik heb zelf een behoorlijk visuele verbeelding en het zou me niet verbazen als scenes in volgende verhalen van me aan deze film zouden doen denken. Alleen al voor de beelden zou ik deze film meerdere malen willen zien. De muziek is trouwens ook prima. De hele film zou als videoclip kunnen fungeren. Omdat ik visuele schoonheid ook een belangrijk criterium vind voor een film, slaat mijn oordeel uiteindelijk dus positief uit (maar niet heel ver).

Oblivion speelt zich af aan het einde van de 21e eeuw. Zestig jaar geleden arriveerden er vanuit het duister van het heelal buitenaardse wezens, die de maan vernietigden en vervolgens een vernietigingsoorlog startten. De mensheid wist de invallers ternauwernood te verslaan, maar de Aarde bleek onbewoonbaar. De overlevenden werden ge-evacueerd naar Titan, de grootste maan van Saturnus, waar misschien wel geen leven, maar wel complexe organische moleculen aanwezig zijn. Op onze planeet zijn alleen nog een paar technici achtergebleven. Ze zorgen voor de vliegende robots die de enorme energiecentrales beschermen tegen de laatste buitenaardse wezens. Jack Harper is een van deze technici. Over twee weken zullen hij en zijn partner Victoria ook naar Titan mogen vertrekken. Eindelijk. Maar zo makkelijk gaat het natuurlijk niet. Een signaal, afkomstig van de buitenaardse wezens, voert Jack naar een neergestort ruimteschip. Daar vindt hij een capsule met een slapende astronaut. Hij herkent haar. Maar dat is onmogelijk. Het ruimteschip dateert namelijk nog van voor de oorlog. Als Julia wakker is geworden, zet ze Jacks leven op zijn kop: ze vertelt hem dat ze zijn vrouw is. Vastbesloten de waarheid te achterhalen, gaat Jack op zoek naar de zwarte doos van het ruimteschip. De buitenaardse wezens zijn hem echter voor en hebben een valstrik voor hem opgezet. Ze willen hem gebruiken om eens en voor altijd de overwinning te behalen.

Als ik het thema van deze film in een woord moet samenvatten, is dat ‘medeplichtigheid’. Dit is een film over het moment dat je beseft dat je dingen hebt gedaan waar je niet achter staat, omdat een systeem of organisatie dat van je vroeg. Het instituut heeft jou gebruikt voor zijn eigen doeleinden, maar in het proces ben jij je ziel verloren. Je was voor het systeem nooit een persoon. Je bent geworden tot een instrument, een wapen. Dat is de identiteit die de organisatie je heeft gegeven. En hoe kun je daar ooit aan ontsnappen?
Ik moest (vanzelfsprekend) denken aan de Duitse bevolking die er na de tweede wereldoorlog achter kwam dat ze een rol had gespeeld bij een geïndustrialiseerde, technische volkerenmoord. Al bestond zijn medeplichtigheid alleen maar uit hun zwijgen, of hun onwetendheid. Onwetendheid is geen excuus, maar maakt je juist kwetsbaar om gebruikt te worden. We hebben het niet geweten. Mensen waren deel van het Nazi-systeem en zijn gebruikt om dat machtiger te maken en zijn vijanden te bestrijden. Nazi-duitsland is natuurlijk een makkelijk voorbeeld van een demonisch systeem (misschien te makkelijk - we denken al snel dat hetzelfde ons niet zou kunnen overkomen). Maar er is een toepassing mogelijk op alle systemen, alle instituten. Ook de goedaardige dragen deze schaduwzijde met zich mee. Bedrijven (werknemers worden gebruikt om de doelstellingen van het bedrijf te behalen (winst), ook al moeten ze daar zelf door lijden (stress)), regeringen, scholen, verenigingen, en ja: kerken. Mijn wat cynische houding ten opzichte van religieuze instituten zal voor trouwe lezers van mijn blog niet als een verrassing komen. Mocht jij toevallig een geweldige kerk bezoeken, die geen van onderstaande kenmerken vertoont, prijs je dan gelukkig en zie dit als een waarschuwing (want elk systeem kan zich deze demonische kant op ontwikkelen).
Ik noemde systemen meerdere malen ‘demonisch’ - en niet alleen vanwege het shock-effect. Organisaties en instituten zijn entiteiten op een hoger organisatieniveau van het individu. Ze hebben echter (net als het individu) eigen doelen, eigen prioriteiten, eigen verlangens, eigen motivaties. Deze zijn niet afhankelijk van het individu. Niet voor niets spreken we bijvoorbeeld van een ‘bedrijfscultuur’. Bedrijven en organisaties kunnen daarom ook in rechtszaken als ‘rechtspersoon’ worden gezien, bijvoorbeeld in zaken tegen ‘de staat Nederland’, of in bedrijfsrecht. Bedrijven nemen beslissingen, landen trekken ten oorlog, beschavingen groeien en krimpen. Volgens verschillende theologen wordt in de bijbel over dit soort hogere entiteiten gesproken als ‘de overheden en de machten’, ‘de wereldheersers’. Ze hebben een persoonlijkheid, en worden ook zo behandeld. Als de bijbel zegt dat we niet te strijden hebben tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden en de machten, gaat het niet om een strijd tegen duivels met horens en hoeven, maar tegen onderdrukkende systemen en instituten die mensen hun individualiteit afnemen en hen uitbuiten voor hun eigen doeleinden (de groei van een kerk, territoriumuitbreiding). De belangrijkste vraag van het systeem in deze film is: ‘Zijn jullie een effectief team?’ En zodra het antwoord daarop ‘Nee’ is, breekt de hel los. Mensen zijn alleen maar belangrijk voor hun effectiviteit, hun producitiviteit. Niet voor wie ze zijn als individu.
In het bijbelboek Daniel wordt gesproken over de Engel van het Perzische rijk, in Openbaringen hebben verschillende kerken hun eigen engel. Dit zijn dan personificaties van de persoonsoverschrijdende entiteiten. Dat dit niet zo vreemd is, weet iedereen die wel eens groepsprocessen heeft gadegeslagen, of die gelezen heeft over sociale experimenten - om bij een groep te horen zijn mensen bereid om ver over hun eigen (morele) grenzen te gaan. De systemen hebben dus een religieus aspect, vooral als ze de individuen in het systeem een bepaalde identiteit verlenen (zoals iemand die lid is van een supportersvereniging daar zijn identiteit aan ontleent, en de supportersvereniging vervolgens daar een beorep op doet, bijvoorbeeld om tegen andere supporters te vechten). In deze film krijgt de hoofdpersoon zelfs letterlijk te horen: ‘I have created you. I am your God.’ Duidelijker kun je het niet krijgen. Systemen worden tot afgoden als we onze identiteit eraan ontlenen. Als we dat doen, winnen we misschien de veiligheid van het systeem, we winnen de wereld, maar we raken onze ziel kwijt.

Maar waarom kunnen dit soort instituten zoveel macht over mensen uitoefenen? Als ze zo slecht zijn, werpen we ze toch omver? Maar dat gebeurde niet met Nazi-Duitsland, dat gebeurt niet met bedrijven en het gebeurt niet met kerken. Vaak groeien ze zelfs. Want het systeem neemt niet alleen iets weg, het geeft er natuurlijk ook iets voor terug. In deze film zien we dat terug bij Victoria, de partner van hoofdpersoon Jack. En ook hier zie ik sterke parallellen met religieuze systemen. Zo wordt Victoria een beloning in de toekomst voorgehouden. Als ze goed presteert, zal de missieleiding met haar een drankje drinken op Titan. Ze moet nu volhouden, om zo meteen te kunnen genieten. De belofte van toekomstige beloning is gekoppeld aan straf voor het niet effectief zijn. Beloning en straf zijn externe motivatoren, die mensen niet werkelijk veranderen, maar ze in feite hun vrijheid en identiteit afnemen. Dit is te zien bij Victoria die elke dag strak volhoudt dat ze in een paradijs leeft (‘another day in paradise’), in een poging zichzelf te overtuigen, zelfs als de realiteit anders is - ze wil immers niet de toekomstige beloning mislopen. Die beloning is er alleen voor hen, omdat ze zo goed functioneren. Dat maakt hen bijzonder. Het systeem heeft de wereld onderverdeeld in de ‘goeien’ en de ‘vijanden’. Over deze vijanden weet Victoria niets, behalve dat het systeem heeft gezegd dat ze een bedreiging zijn voor haar beloning. En dus hoeft ze ze ook niet te leren kennen, maar kan ze tevreden zijn met ze te bestrijden.
Hieraan gekoppeld is een angst voor ‘verontreiniging’. Niets van het aardoppervlak mag haar wereldje binnenkomen. Zelfs als Jack een bloem voor haar meeneemt, kan Victoria niets anders doen dan die weggooien. Het leidt af van hun effectiviteit. Ik meen dat ik niet overdreven cynisch ben, als ik hierbij moet denken aan de ‘verontreinigingsleer’ die we kenden in de kerk waarin in opgroeide, waar we bang waren om onrein te worden als we bijvoorbeeld in een andere kerk aan het avondmaal zaten. We ontleenden daaraan onze identiteit. Zo geldt het ook voor Victoria. Let op: ze draagt het symbool van het systeem op haar kleren, als was het een religieus symbool zoals een kruis. Ze identificeert zich met het systeem. Maar haar identiteit staat in dienst van het systeem - ze heeft de identiteit van een effectieve werker, en dus is ze voortdurend aan het werk voor het instituut. Ze heeft allerlei taken. Er is geen moment om te rusten, te ontspannen. Dat is prettig, want zo hoeft ze geen confronterende vragen onder ogen te zien.
Die vragen wil ze niet onder ogen zien. “The questions I ask, she doesn't,” verzucht Jack. “The things I wonder about, she won't.”

Wat maakt Jack verschillend? De film speelt met het idee van herinneringen die genetisch worden doorgegeven. Zo werken onze genen natuurlijk niet. Maar op een andere manier worden wel ‘herinneringen’ doorgegeven, namelijk via de kunst, via literatuur. En ook dat gebeurt in deze film. De herinneringen wekken verlangen op bij Jack. Een verlangen naar schoonheid, naar waarheid en naar intimiteit. Naar een menselijk leven. Een bestaan dat meer is dan het dienen van het systeem. Een bestaan dat om meer draait dan een toekomstige beloning. Een bestaan dat echt is. Verlangen is een interne motivatie, en eigenlijk de enige motivatie die ons vrijheid kan brengen. Als Jack dit verlangen gaat volgen, komt hij allereerst in conflict met zichzelf (in deze film zelfs letterlijk). Zijn identiteit was namelijk verweven met het systeem, het systeem had macht over hem. En hij moet dus worstelen met dat deel van zichzelf dat nog wel gelooft in de beloning die het systeem hem voorhoudt, en de dreiging van straf door het systeem als hij niet meer effectief is. Dit is de worsteling tussen de geest en het vlees, waar Paulus over spreekt in Galaten 5 ‘Want deze twee staan tegenover elkaar, zodat u niet doet wat u wilt’. Maar zelfs als Jack zichzelf heeft overwonnen (als hij is gestorven aan zichzelf), wil het systeem hem niet zomaar laten gaan. Als hij werkelijk vrij wil zijn, zal hij zich aan de wereld van het systeem moeten onttrekken. Nog een bijbelse verwijzing: zoals Jezus volgens Hebreeen ‘buiten de legerplaats’ ging om gekruisigd te worden. Jacks vrijheid en identiteit en het bestaan van het systeem zijn onverenigbaar. Een van de twee zal eraan moeten geloven. Om vrij te worden, moet Jack dus bereid zijn te sterven. Zo dramatisch is het voor ons vaak niet, maar het voelt wel als een stukje sterven als je het systeem achter laat en je identiteit als deel van het systeem afzweert. Het voelt als sterven om toe te geven wat je gedaan hebt als deel van het systeem, om aan anderen te belijden dat je hen pijn hebt gedaan door de meningen van het systeem over hen te verkondigen, om vergeving te vragen. Je moet bereid zijn af te gaan in de ogen van anderen. Om op te staan tegen de mensen die anderen kwaad willen doen, om hardop te schreeuwen dat de keizer geen kleren aan heeft. Dit vraagt moed, maar het is noodzakelijk. Wie werkelijk wil leven, moet bereid zijn te sterven. (Ook dit is iets wat Jezus al zei).
Dit thema wordt in de film verwoord door een citaat uit The Lays of Ancient Rome van de dichter Macauley: ‘How can man die better: than facing fearful odds, for the ashes of his fathers, and the temples of his Gods?’ Er is een ander boek dat in deze film duidelijk in beeld komt, en dat is het boek A Tale of Two Cities van Charles Dickens. Volgens mij is dat niet toevallig! Want waar gaat dit boek over? Over een systeem dat mensen hun vrijheid en hun leven ontneemt! En over iemand die bereid is te sterven, zodat iemand die heel erg op hem lijkt kan leven (de parallellen zijn wel heel duidelijk). Ik denk dat Jack hem na zou zeggen: ‘It’s a far better thing that I do, than I have ever done, It’s a far better rest that I go to, than I have ever known’.
En wat gebeurt er na deze dood (sterven aan de wereld, zoals de bijbel het noemt)? Welnu, daarop volgt de opstanding. Een leven buiten het systeem, in een wereld die gebaseerd is op schoonheid, waarheid en intimiteit. Deze film bevat daarvan een prachtig beeld, dat bij meerdere kijkers naar ik heb begrepen de tranen in de ogen bracht. Ik moest bij de paradijselijke beelden (inclusief nieuw leven) denken aan Openbaringen, dat over het nieuwe Jeruzalem zegt dat daar geen tempel meer zal zijn! (De tempel is het beeld van religieuze systemen - Jezus heeft die hun macht ontnomen, bij zijn dood, toen het gordijn voor het (lege!) heilige der heiligen van boven naar beneden scheurde. Nu zijn ze er nog wel, maar hun lege hart is blootgelegd en ooit zullen ze helemaal verdwijnen). Ook de Zon en de Maan zullen er niet meer zijn (ook dit zijn in de bijbel net als de sterren beelden van machthebbers en systemen). Het Lam zelf is hun licht, zegt de bijbel. Een lam oefent geen macht uit. Een lam is geen systeem dat anderen kan gebruiken voor zijn eigen doeleinden.
God toont zich naar ons niet als een tempel, niet als een zon, maar als een lam. God is namelijk geen systeem, geen kerk, geen organisatie. Hij wil ons niet gebruiken voor zijn eigen doeleinden. God is relatie. God is liefde. En hij nodigt ons uit om daar deel aan te hebben. Als we daaraan onze identiteit ontlenen, door ons door hem te laten liefhebben en zelf onze naasten lief te hebben, worden we pas helemaal onszelf. Waar systemen ons onze ziel ontroven, worden we allen zo werkelijk bezield. Tot deze conclusie komt ook de film: ‘If there is a soul, it is made from the love we share.'