zondag 7 september 2014

Gedicht: Reünie

Reünie

We schuiven aan, eerst nog onwennig.
Welke naam hoort er bij welk gezicht?
Was jij niet die? Waar zat je toen?
Dan verschijnt het drinken. Vrolijkheid.
De opluchting de ander nog te zien
in lichte ogen, onaangetast,
en weten dat ook jij ondanks de jaren
bent wie je toen was en wordt herkend.
Snel volgen de verhalen, brengen licht
in stoffige herinneringen.
Het was geen paradijs, gewoon
leven zonder opsmuk. Menselijk,
maar goed, zoals de wijn, de vis.
En sommigen hebben pijn gehad
zonder dat jij het wist. Een stilte valt.
Tot een grap van toen ook hen doet lachen.
Anderen lijden nu, of doen gewoon hun werk,
lachen vrij om dromen ooit gekoesterd
van succes, tevreden met te zijn
van dag tot dag want het is zo fragiel.
IJs smelt op witte schalen, we raken
in elkaars geheim verstrikt. Tijd vliegt.
De knoop moet weer uiteengerafeld,
uit het licht stap je opnieuw de wereld in,
voldaan van meer dan voedsel. Je ziel
heeft zich gelaafd aan werkelijkheid.